Mozes

In het riet langs de oever van de machtige rivier de Nijl drijft een klein kistje. In dat kistje ligt een jong kind, net drie maanden oud. Alle andere kinderen die geboren worden van zijn volk liggen ook in de Nijl, maar zij zijn al dood. Zij zijn geofferd aan een rivier die leven betekent voor een ander volk.

 

Voor het kind in het biezen kistje is geen hoop, ook hij is ten dode gedoemd. Zodra zij hem vinden zullen zij hem ook in de rivier gooien. Zij zullen direct zien dat hij bij dat vervloekte volk hoort, want hij draagt het teken van het verbond met de God van zijn volk. Zijn zus ziet vanaf de kant toe wat er met hem zal gebeuren. Dan komt er een groepje mensen aan. Eén van hen wordt door de anderen met ontzag behandeld. Zij ziet er uit als een prinses, geen wonder want zij is de dochter van de Farao van Egypte.

 

Als zij zich klaar maken om te gaan baden horen zij het gehuil van een baby. De prinses stuurt één van haar hofdames om te zien wat er aan de hand is, en zij vindt het Hebreeuwse kind. De prinses wordt vertederd door de aanblik van het kind. Zij zou zelf zo graag een kindje willen, maar dat kan niet want haar broer moet Farao worden. Als zij kinderen krijgt zouden die misschien Farao willen worden. Nu ziet zij een oplossing voor het probleem, als zij nu eens dit Hebreeuwse kindje neemt. Maar dat kan niet, want dit kind moet sterven. Volgens de wetten van Egypte had hij allang dood moeten zijn. leder Hebreeuws jongetje werd als het ware dood geboren. Zij staat in tweestrijd. Mirjam, de zus van het kind houdt haar adem in. Dan neemt de prinses een besluit, zij zegt met luide stem: "dit kind zal niet sterven, geen enkel kind zal nog sterven. Dit kind wordt mijn zoon, hij zal al mijn schatten erven, zijn doodstraf wordt opgeheven."

 

Iedereen schrikt, de wet zegt, dat ieder die een Hebreeuws kind in leven houdt ook zelf zal sterven. Mirjam komt naar voren en biedt haar moeder als voedster aan. Zij gaat naar huis met de blijde boodschap, het kind leeft en mag blijven leven en hij heeft een naam, Mozes, de aan het water en ook aan de dood ontrokkene. De blijde boodschap gaat van mond tot mond. De kinderen mogen blijven leven, er is feest bij het volk van de Hebreeën.

 

In het leven van dat ene kind, Mozes, wordt het hele volk gered. In zijn leven, leven alle andere jongetjes. Om Mozes in het leven te houden moest de wet ingetrokken worden. Als Mozes opgroeit hoort hij keer op keer, jij hebt het volk gered. Mozes groeit op en woont aan het hof van Farao, maar hij vergeet zijn afkomst niet. Als hij 40 jaar oud is bezoekt hij zijn volk dat zucht onder de slavendienst en ziet een Egyptische slavendrijver die een Hebreeër slaat. Hij doodt de Egyptenaar en denkt daarmee aan de verlossing van zijn volk te hebben bijgedragen. Als hij de andere dag weer naar zijn volk gaat probeert hij te bemiddelen tussen twee van zijn volksgenoten. Hij wil een soort richter zijn, maar de man die de ander sloeg zegt: "wie heeft jou tot rechter over ons aangesteld? Wil je mij ook doodslaan zoals je die Egyptenaar doodsloeg?"

 

Mozes raakt in paniek en vlucht. Hij beseft dat als hij blijft, hij zal sterven om de daad die hij gedaan heeft. Dit is de tweede maal in Mozes' leven dat hij de doodstraf krijgt. De eerste maal bij zijn geboorte en nu na 40 jaar omdat hij een moord begaan heeft. Tijdens zijn vlucht komt hij bij een priester die hem zijn dochter tot vrouw geeft. Na 40 lange jaren in de woestijn ontmoet Mozes de God die hem de eerste maal redde. Hij roept hem als richter over Zijn volk. Na aanvankelijk driemaal te hebben geweigerd gaat Mozes naar zijn volk terug en verkondigt hen de nabije verlossing.

 

Voordat het volk uit kan trekken wordt de almacht van God duidelijk door tekenen over water, land, lucht, dieren en mensen. Zelfs de zon, het symbool van de Egyptische oppergod Ra wordt verduisterd. Dan, als Mozes 80 jaar oud is, krijgt hij opnieuw een doodsbevel, dit keer omdat hij de grote daden van God verkondigt. Farao zegt: "'laat ik je niet meer zien, want dat zul je met de dood bekopen". Nog eenmaal zal Mozes een doodstraf tegen zich horen uitspreken. Ditmaal is het niet een Farao die van zichzelf zegt dat hij God is, maar de Schepper van hemel en aarde, die zegt, Mozes je tijd is om. Je hebt 3 x 40 jaar geleefd. Je zult je leven afleggen nu je 120 jaar oud bent.

 

Het hele leven van Mozes staat dus in het teken van de dood. Geboren met een doodsbevel op zak. Dit herhaalt zich op zijn 40 en 80 jaar, iedere keer als hij zich identificeert met het volk van God. Het doodsbevel komt van een macht die zichzelf als God beschouwt. Farao is de zonnegod Ra op aarde. De vierde keer dat Mozes een doodsbevel hoort komt het van God, de Schepper, en waar de dood de eerste drie keer door God wordt opgeheven, wordt het de vierde keer wel uitgevoerd. Maar na een gevecht tussen de Engel des Heren en Satan wordt Mozes toch opgenomen en leeft.

 

Als wij het verhaal van Mozes vergelijken met dat van Jezus zien wij dat zowel Mozes als Jezus als baby een doodsoordeel krijgen van de koning waaronder zij leven. Alle andere baby's in hun omgeving sterven. Voordat Jezus Zijn werk begint is Hij 40 dagen in de woestijn, Mozes 40 jaar. Eenmaal wil men Jezus van de rots afstoten omdat Hij van Zichzelf zegt dat Hij de Messias is, en eenmaal wil men Hem stenigen. Tenslotte ziet Mozes het beloofde land van verre voor hij sterft. Jezus ziet op de berg der verheerlijking het hemels Kanaän voor Zijn dood. Beiden worden door God opgewekt. Bij allebei wil Satan dat verhinderen. Beiden worden geboren in de volheid van de tijd. God had gezegd dat Zijn volk na 400 jaar zou uittrekken. God verwekt Mozes op de juiste tijd.

 

Daniel en de profeten voorzeggen de tijd en de omstandigheden van de komst van Jezus en Hij komt op Zijn tijd. Beiden komen in een tijd dat het volk overheerst wordt. Beiden komen uit een koningshuis om hun volk te redden. Beiden spreken naar de wet en de getuigenis, en zij spreken met God als een vriend. Is dit alles in het leven van Mozes of is er nog iets wat wij kunnen gebruiken voor onszelf, voor ons die in de eindtijd leven. Ik denk het wel.

 

Mozes was een profeet en zijn leven was profetie. In het leven van Mozes ligt niet alleen het verhaal van zijn tijd, Jezus' tijd en onze tijd, maar van de geschiedenis van de mensheid als geheel. Om te beginnen leeft Mozes 120 jaar, verdeelt over 3 perioden van 40 jaar. Als wij voor ieder jaar van Mozes' leven een jubeljaar nemen (= 50 jaar), dan komen wij aan 120 x 50 = 6000 jaar. Bezien wij de 3 x 40 jaar van Mozes' leven dan is 40 x 50 jubeljaren 2000 jaar.

 

Van Adam tot Abraham is 2000 jaar, en al die tijd leeft de mens onder de belofte. Van Abraham tot Jezus is ook 2000 jaar, dan leeft de mens onder het verbond dat God met Abraham maakte. Van Christus tot de wederkomst weer 2000 jaar, nu in het geloof van de verlossing. Straks nog 1000 jaar Sabbat vieren bij God, dan zal de mens zien wat hij nu geloofd heeft. Voor onze tijd is nog van belang dat voor wij verlost worden uit deze wereld er een tijd van benauwdheid zal zijn voor de kinderen van God, net als in de tijd van Mozes.

 

Niemand kon toen zien dat zij bevrijd zouden worden, het leek alleen maar slechter te gaan. Zo ook in de eindtijd, de gelovigen zullen in een situatie komen dat er geen uitkomst meer mogelijk lijkt. Zoals het volk van Israël klem zat tussen de Rode Zee en het leger van Farao, zo zullen wij een zekere dood tegemoet lijken te gaan. Alleen zal nu niet de zee splijten maar de hemel zal open gaan. Niet de zee zal de ongelovigen doden maar de aanblik van Hem die op de troon zit zal hen doen zeggen: "bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons". Zoals Satan probeerde de opwekking van Mozes en Jezus te verhinderen zo zal hij ook proberen de opwekking van de overleden gelovigen tegen te houden en hij zal zeker ook proberen te voorkomen dat wij ons voorbereiden om Jezus tegemoet te gaan in de lucht als Hij verschijnt.

 

En tenslotte is Mozes nu waar wij straks zullen zijn. Ook daarin is Mozes een profetisch beeld van alle gelovigen van alle tijden. Mozes was een zondaar die het beloofde land op aarde niet mocht zien vanwege zijn zonden, maar een beter erfdeel kreeg in de genade die God hem schonk. Ook wij zullen hier op aarde als zondaar en gelovige geen vrederijk ingaan noch begeren, want ons erfdeel is een eeuwig rijk met een eeuwige stad welks bouwmeester God is en waar alle gelovigen vanaf Abraham al naar hebben uitgezien.

 

Piet Westein

 

Contact