De vrouw in de Bijbel, Ruth (2)

De vrouw in de Bijbel, Ruth (2)

Ruth op de akker van Boaz

 

1. Nu had Naomi een bloedverwant van de kant van haar man, een zeer vermogend man, uit het geslacht van Elimelech, en zijn naam was Boaz.

Boaz was zeer vermogend, Jezus is ook vermogend om ons te verlossen. Boaz betekent, in hem is sterkte en snelheid, in Jezus zijn wij sterk.

 

2. Ruth, de Moabitische, zei tegen Naomi: Laat mij toch naar de akker gaan en aren rapen achter hem in wiens ogen ik genade zal vinden. En zij zei tegen haar: Ga, mijn dochter.

Ruth maakte gebruik van een joods gewoonterecht. Bij die wet was geregeld dat de armen aren mochten oplezen (oprapen).

 

3. Daarop ging zij op weg, kwam op de akker en raapte aren achter de maaiers. 4. En zie, Boaz kwam uit Bethlehem, en zei tegen de maaiers: De HEERE zij met u! En zij zeiden tegen hem: De HEERE zegene u!  5. Daarop zei Boaz tegen zijn knecht die over de maaiers aangesteld was: Wie behoort deze jonge vrouw toe?  

Ruth symboliseert bruids gemeente van Christus. Wij moeten Jezus volgen, de maaiers zijn de engelen, ook zij dienen God.

 

6. De knecht die over de maaiers aangesteld was, antwoordde en zei: Dat is de Moabitische jonge vrouw die met Naomi teruggekeerd is uit het land Moab 7. Zij zei: Laat mij toch aren rapen en verzamelen tussen de schoven, achter de maaiers.

In Israël oogstte men eerst de gerst, dan de tarwe en daarna de druiven. Dit is een beeld van de eindtijd. De gerste en tarwe oogst zijn een beeld van de gelovigen, de druivenoogst is een beeld van de ongelovigen.  Zie Openbaring 14:15-19. De oogst duurde 50 dagen en begon bij het brengen van de eerstelingen in de Tempel. Beeld van Jezus, de eersteling. Dan de uitstorting van de HG, pinksteren en dan het einde van de oogst, ook dan zal er een nog grotere uitstorting van de HG, de hele wereld zal het weten. Daarna zal Jezus wederkomen en Zijn "oogst" de gelovigen meenemen, naar de Hemel.

 

7b Zo is zij gekomen en zij is gebleven van vanmorgen af tot nu toe. Zij heeft bijna niet binnen gezeten.

Ruth is ijverig, ze wil werken en dienen. God vraagt van ons ook om ons werk te doen en hem te dienen. In dit leven moeten we ijverig zijn, voor God en onze medemens.

 

8. Toen zei Boaz tegen Ruth: U hebt het gehoord, nietwaar, mijn dochter? Ga niet op een andere akker aren rapen. Ook moet u hier niet weggaan, maar u moet dicht bij de meisjes blijven die voor mij werken.

Boaz is een beeld van Jezus, Hij wil dat we voor hem arbeiden. Als we niet voor God werken, dan werken we tegen God.

 

9 Uw ogen moeten op de akker gericht zijn die zij aan het maaien zijn en u moet achter hen aan gaan. Heb ik de knechten niet geboden dat zij u niet aanraken? Als u dorst hebt, mag u naar de watervaten gaan en drinken van wat de knechten zullen scheppen.

Jezus heeft ons ook beloofd dat we mogen drinken van Zijn levend water. Lees Zijn Woord, als wij erom vragen zal Hij ons Zijn Heilige Geest schenken. 

Zie Johannes 4:10 Jezus antwoordde en zei tegen haar: Als u de gave van God kende, en wist Wie Hij is Die tegen u zegt: Geef Mij te drinken, u zou het Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben.

 

10 Toen wierp zij zich met het gezicht ter aarde, boog zich naar de grond en zei tegen hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat u naar mij omziet, terwijl ik een buitenlandse ben? 11 Boaz antwoordde en zei tegen haar: Het is mij allemaal verteld, alles wat u na de dood van uw man voor uw schoonmoeder gedaan hebt, en hoe u uw vader en uw moeder en uw geboorteland hebt verlaten en naar een volk bent gegaan dat u voorheen niet kende.

God vraag ons om uit de wereld te gaan en Hem te volgen. Als we dat doen zullen wij Zijn zegen ontvangen, Zijn beloftes zijn voor iedereen. 

 

12 Moge de HEERE uw daad vergelden, en moge uw loon volkomen zijn van de HEERE, de God van Israël, onder Wiens vleugels u gekomen bent om toevlucht te nemen. 13 En zij zei: Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, want u hebt mij getroost en u hebt naar het hart van uw dienares gesproken,  hoewel ik niet ben als een van uw dienaressen.  14 Toen het etenstijd was, zei Boaz tegen haar: Kom er hier bij en eet van het brood en doop uw stukje brood in de zure wijn. Zo zat zij neer naast de maaiers, en hij reikte haar geroosterd koren aan. En zij at en werd verzadigd en hield nog over.

Jezus noemt zichzelf ook "het brood des levens" Johannes 6:35 en "de ware Wijnstok" Johannes 15:1. Brood en wijn vormen samen het Paasfeest. Het Pesach is het feest vlak voor de uittocht uit Egypte. Het is dus een beeld van het feest vlak voor de grote uittocht uit deze wereld. In de HSV vertaling staat zure wijn, in de Statenvertaling staat azijn.

 

15 Toen zij opstond om weer aren te gaan rapen, gebood Boaz zijn knechten: Laat haar ook tussen de schoven rapen en val haar niet lastig. 16 Ja, laat ook opzettelijk voor haar wat vallen uit de bundels aren en laat het liggen, zodat zij het op kan rapen, en bestraf haar niet.

Boaz voldeed aan de wet die God gegeven had. Het was een plicht om niet alles in te zamelen, de landbouwer  mocht van de HEERE niet inhalig zijn. Het land is namelijk van de HEERE. o.a. Leviticus 25 : 23; Joël 2 : 18. Als we Gods zegen krijgen, krijgen we ook meer dan we nodig hebben, hij geeft overvloedig.

 

17 Zo raapte zij aren op de akker tot de avond. En wat zij geraapt had, klopte ze uit. Het was ongeveer een efa gerst.

De efa is een inhoudsmaat, waarschijnlijk rond de 36 liter.

 

18 En zij pakte het op en kwam in de stad. Haar schoonmoeder zag wat zij geraapt had. Ook haalde zij tevoorschijn wat zij overgehouden had, toen ze genoeg gegeten had, en gaf het haar. 19 Vervolgens zei haar schoonmoeder tegen haar: Waar heb je vandaag aren geraapt en waar heb je gewerkt?  Moge hij die naar je omgezien heeft, gezegend worden. En zij vertelde haar schoonmoeder bij wie zij gewerkt had en zei:  De naam van de man bij wie ik vandaag gewerkt heb, is Boaz. 20 Toen zei Naomi tegen haar schoondochter: Moge hij, die zijn goedertierenheid niet onthouden heeft aan de levenden en aan de doden, gezegend worden door de HEERE. Verder zei Naomi tegen haar: Die man is nauw aan ons verwant, hij is een van onze lossers.

Het Hebreeuwse woord voor “losser” is “goël”, afgeleid van het werkwoord “gaäl”, dat “terugkopen”, “bevrijden” betekent. Jezus is onze losser, Hij bevrijdt ons van de ketenen van de dood. Door hem zijn wij behouden, door zijn bloed zijn wij vrij gekocht. Een losser kon iemand vrijkopen van slavernij, of het land terugkopen. Ook had een losser het plicht tot het huwen van een vrouwelijk familielid als zij zonder kinderen achterbleef. Eerst een broer of zwager, als die er niet was dan een verder familielid.

 

21 En Ruth, de Moabitische, zei: Bovendien heeft hij tegen mij gezegd:  U moet dicht bij mijn knechten blijven, totdat zij met heel mijn oogst klaar zijn. 22 Naomi zei tegen haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat je met de meisjes die voor hem werken meegaat,  zodat ze je op een andere akker niet lastigvallen. 23 Zo bleef zij dicht bij de meisjes van Boaz om aren te rapen, tot de gersteoogst en de tarweoogst voorbij waren. En zij bleef bij haar schoonmoeder.

De gerste en de tarwe oogst duurden 50 dagen. Vijftig dagen is precies de tijd tussen Pasen en Pinksteren in de Bijbel tussen het Pesachfeest en het Wekenfeest. Pesach is het feest van de bevrijding. God leidt zijn volk uit Egypte, door de Rode Zee, veilig naar de overkant. Na vijftig dagen komen de Israelieten dan bij de Sinai, en God geeft hen de geboden. Dat is het wekenfeest.

 

Zeven weken duurt het eerste stuk van de reis door de woestijn, en op de vijftigste dag wordt alles anders. Het vijftigste jaar is ook het jubeljaar. Eerst is er het sabbatjaar: net zoals de mens op de zevende dag moet rusten, moet eens in de zeven jaar het land rusten. Er wordt dan niet gezaaid en niet geoogst en men leeft van voorraden of van dat, wat vanzelf groeit.

 

Na zeven keer zeven sabbatsjaren er een extra jaar, een heilig jaar. Alles wordt dan anders. Je kunt ook zeggen: het wordt weer zo, als het eens begonnen is. De wetten van het jubeljaar zijn vooral sociale wetten, die de heerschappij van God over het volk en het land in herinnering willen roepen. De slaven worden vrijgelaten en het land wordt teruggegeven aan de vroegere bezitter. De armen en de rijken verdelen het land opnieuw - en iedereen krijgt weer gelijke kansen.

 

Zo kon je in Israël dus eigenlijk geen land verkopen. Je kon het alleen huren of verhuren, of je kon een aantal mogelijke opbrengsten van het land verkopen: precies zoveel, als er nog te verwachten waren tot het jubeljaar. Het land zelf is van God - Hij heeft het Israel gegeven om te leven - maar niet zó, dat ze er alles mee kunnen doen, wat hen invalt.

 

En de mensen blijven ook Gods mensen: slavernij is er ook in Israël geweest, maar het werd beperkt. Het kon geen situatie worden, waar je kinderen en kleinkinderen nooit uit zouden komen. Vijftig jaar kon het op zijn hoogst duren, en dat is dan ook nog een zeer lange tijd. Twee generaties konden slaven zijn, maar dan werden de mensen weer vrijgelaten en mochten ze opnieuw proberen, een eigen bestaan op te bouwen.

 

Greetje Jansen