Daniël H2

Daniël H2

 Lees Daniël 2

 

Het tweede hoofdstuk geeft ons net als het eerste een tijdsaanduiding. Het tweede jaar van de regering van Nebukadnezar. Het is dus vroeg in zijn regeerperiode. Hij regeert over een machtig en uitgestrekt rijk. Hij vraagt zichzelf af of dit rijk altijd zo zal blijven. Tot zijn schrik krijgt hij in een droom antwoord op die vraag, en wel op een manier waarbij hij hulp nodig heeft bij de interpretatie.

 

Hij, de politieke macht, wendt zich tot de religieuze macht, magiërs en tovenaars om uitleg. Het is niet helemaal duidelijk of de koning de droom niet wil of niet kan vertellen aan de geleerden. Is hij de droom vergeten of is hij argwanend. Heeft hij teveel twijfelachtige uitleggingen gehoord, en vraagt hij als test van hun kunnen niet alleen uitleg, maar ook de droom zelf die niemand weet dan hij? Wat wij wel weten is dat zij het antwoord schuldig blijven, en dat de koning bevel geeft om hen te doden.

 

Daar Daniël en zijn vrienden ook onder de wijzen gerekend worden, is er gevaar dat ook zij dezelfde straf zullen ondergaan. De enige oplossing is naar de bron van de droom te gaan. God heeft de droom gegeven, Hij is dus ook degene die hem kan uitleggen. Zij smeken God om de droom aan hen te openbaren, met zijn uitleg.  Aan Daniël wordt de droom geopenbaard. Als Daniël tenslotte voor de koning staat begint hij met te zeggen dat hij de droom niet kan oplossen door eigen wijsheid, maar dat er een God in de hemel is die hem dat heeft geopenbaard. Daniël vertelt de koning dat God hem de openbaring gegeven heeft, opdat hij zou weten wat er in zijn hart omging, Dan 2:30. Als wij de eerste vier hoofdstukken doorlezen, zien wij dat al die verhalen als doel hebben de bekering van Nebukadnezar.

 

In de droom zelf ziet hij een groot beeld met een hoofd van goud, borst van zilver, buik van koper, benen van ijzer en voeten van ijzer en leem. Daarna komt er een steen aanrollen, die zonder mensenhanden is losgemaakt, en het beeld tot stof vermaalt. De wind komt en blaast het stof weg. De steen blijft groeien tot hij de hele wereld vult.

 

De uitleg hoeven wij niet te zoeken want die wordt door God via Daniël gegeven. Het blijkt een beeld te zijn van de wereldgeschiedenis. Het begint met het Babylonische rijk, daarna komen nog drie andere rijken die in deze profetie niet worden genoemd. Daarna wordt het pas echt interessant.

Wij weten zowel uit Daniël 7 en 8 als ook uit de ongewijde geschiedenis, dat het tweede rijk Medo-Perzië is, dat gevolgd wordt door het Griekenland van Alexander de Grote, daarna het Romeinse rijk. Tot zover is alles goed te volgen. Maar daar zowel de profetie als ook de tijd doorloopt, is het belangrijk te weten hoe het precies zit met die voeten en die steen.

 

Als wij goed naar die voeten kijken, zien wij dat zij voor een deel uit ijzer bestaan. Dat laatste rijk, het Romeinse, verdwijnt dus niet geheel. Het ondergaat eerder een gedaante verandering. Waar het in de voorgaande vier rijken zo was dat de koning als een god vereerd werd, maar hij primair een politieke macht had, verandert dat aan het einde van de macht van Rome. De macht van caesar gaat stapsgewijs over naar de religieuze macht. Het pausdom vult het vacuüm dat ontstaat als Constantijn zijn machtscentrum verplaatst van Rome naar Constantinopel.

 

Waar wij dus eerst te maken hadden met een politieke macht die religieuze zaken naar zich toetrok, hebben wij nu een religieuze macht, die zich bezig houdt met politieke zaken. Het politieke Rome zijn dus de benen van ijzer, het religieuze Rome de voeten van leem en ijzer. Het laatste rijk heeft tien tenen, het getal tien staat in de profetie voor alle, of het geheel, dit rijk heerst over alle koninkrijken van de wereld, al is het dat zijn macht vaak onzichtbaar is.

 

Het laatste rijk wat wij in de Openbaring tegenkomen als Babylon, wat verwarring betekent, is dus niet het Babel uit de tijd van Daniël, maar een toestand van politieke en geestelijke verwarring, die zal duren tot de Steen wordt losgemaakt en het gehele beeld verpulverd, en vernietigd wordt. De Steen staat voor de wederkomst van Christus. Bij zijn wederkomst zullen alle machten van deze wereld verpulverd worden tot stof, en de Geest van God zal het stof wegblazen.

 

Wij hebben dus in de profetie van Daniël 2, zeven verschillende stappen. De vier metalen : goud, zilver, koper, ijzer, ijzer en leem, de Steen en tenslotte de hoge berg die de hele wereld vult. Het is interessant te zien dat van het stof van het beeld wordt gezegd dat het als kaf van een dorsvloer door de wind wordt weggeblazen. Een dorsvloer en kaf wijzen beide op de tarweoogst. De tarwe zijn de gelovigen en het kaf de ongelovigen, de wind is de Geest die scheiding maakt tussen gelovigen en ongelovigen. Verder valt op dat er zeven stappen zijn in de profetie, iets dat wij later ook weer tegenkomen in de Openbaring aan Johannes. Het hoofdstuk eindigt, met een poging van Nebukadnezar om Daniël te aanbidden, en een offer aan hem te brengen. Hier zien wij ook de eerste stap op de weg van bekering van een vijand van God. Hij erkent de God van Daniël als de God der goden.

 

    Piet Westein