6. Paralelprofetieën - Op weg naar het beloofde land

 

Drie maal gezegend

Als de aartsvader Jacob onder druk van zijn broer Ezau vlucht naar zijn oom Laban, dan doet hij dat onder een dubbele zegen van zijn vader Izaäk. De eerste maal was dat een zegen die hij onder valse voorwendselen van zijn broer had gestolen. Deze zegen was niet voor hem bestemd, maar is wel uit gekomen, (Gen. 27:24-29). De tweede maal is als hij een zegen ontvangt, voordat hij zijn ouderlijk huis (tent) verlaat (Gen. 28-1-4).

Het is als Jacob, vol angst en beven, onder weg is en zijn moede hoofd op een steen neerlegt die hem als hoofdkussen dient dat hij de derde zegen krijgt. Deze zegen komt niet van zijn aardse maar van zijn hemelse Vader. Deze zegen komt onverwacht en onverdiend. Hij de zoon en de kleinzoon van een profeet krijgt later diezelfde profetische gave, dat zien wij aan het eind van zijn leven als hij een profetie uitspreekt over zijn twaalf zonen, (Gen. 49:1). Hierna gaat de profetische gave over naar de oudste (Jozef) zoon van zijn favoriete vrouw (Rachel).

 

7+7+6?

Als Jacob onder deze drievoudige zegen wegtrekt, komt hij uiteindelijk aan in het gebied van zijn oom Laban. Daar staat zijn toekomstige bruid hem als het ware al op te wachten. Dan gebeurt er iets opmerkelijks. Jacob, die wij hebben leren kennen als de zwakkere van de twee broers, hij zat het liefst bij zijn moeder in de tent en zorgde voor de schaapjes, staat op en wentelt de steen van de waterput waar normaal een hele groep herders voor nodig was.

Als Jacob eenmaal een maand bij zijn oom heeft gelogeerd en gewerkt, vraagt zijn oom hem: Vertel mij wat je moet verdienen, want omdat je familie bent hoef je nog niet voor niets te werken. Het antwoord van Jacob is dat hij Laban zeven jaar wil dienen voor zijn dochter Rachel.

Jacob brengt die zeven jaar door met zware, gevaarlijke en verantwoordelijke arbeid. In het Midden Oosten is het zomers midden op de dag zomaar veertig graden. In die tijd waren er genoeg benden die er op uit waren om je een kudde schapen afhandig te maken. Ook waren er in die tijd nog leeuwen, beren en wolven in overvloed. Ieder schaap dat Jacob verloor door ongeval of diefstal moest hij uit zijn eigen zak vergoeden.

Na zijn zeven jaar te hebben voltooid, breekt de grote dag aan dat hij zijn bruid zal krijgen. Maar als hij s ’morgens wakker wordt ziet hij tot zijn grote verbazing dat niet Rachel maar Lea haar zus naast hem ligt. In plaats van haar naar haar vader terug te sturen, werkt hij nogmaals zeven jaar voor Rachel.

Vaak denken wij dat hij zeven jaar voor Lea werkt en zeven jaar voor Rachel, maar dat is natuurlijk niet waar. Jacob wilde alleen Rachel tot vrouw, dat was het contract dat hij had gesloten met zijn oom. Dat hij ook Lea kreeg was nooit zijn bedoeling. Hij werkte daarom veertien jaar voor Rachel.

Toen hij na veertien jaar uiteindelijk zijn bruid had, vroeg hij om voor zijn eigen bezit te kunnen werken. Hij had het karakter van zijn oom inmiddels leren kennen. Mede daarom vroeg hij om vee dat makkelijk te herkennen was. Hij vroeg om al het vee met vlekken en spikkels, makkelijk te herkennen. Zijn oom kon hem zo nooit betichten van diefstal. Toch veranderde Laban zijn loon meerdere malen, toen hij zag dat Jacob steeds rijker werd. Nadat Jacob bij elkaar twintig jaar zijn oom had gediend was de letterlijke vervulling van de drie zegeningen te zien, Jacob was een rijk herdersvorst geworden. Machtiger dan zijn oom Laban.

Waar ligt hier de parallel met Jezus?

Het getal zeven brengt ons zowel naar de scheppingsweek van zeven dagen, als ook naar de herschepping na zeven duizend jaar. In letterlijke zin was het voor Jacob zeven jaar (voor Lea) plus zeven jaar (voor Rachel) plus zes jaar (voor zijn kudde). Maar als wij dit in een profetische en geestelijke zin zien, dan is de vrouw een geestelijke macht (een kerk). In dit geval twee vrouwen dus twee geestelijke machten. Lea is dan de vrouw met de vele kinderen, de grote afvallige kerk. Rachel is de kerk waar de kinderen lang op zich laten wachten, en als zij komen gaat dat met veel pijn en moeite gepaard.

Wat in het letterlijke leven van Jacob niet kon, is in de profetie duidelijk een geschiedenis die parallel loopt in tijd. Rachel en Lea en zijn kudde zijn er tegelijk in de profetische uitleg. In de geestelijke uitleg lopen die tijdsperioden van zeven en zes jaar dan parallel. Die twee gemeenten zijn er altijd geweest, door de hele wereldgeschiedenis heen. Ook die zes jaar als Jacob zijn kudde verzamelt, hoewel in zijn tijd letterlijk, gaat het in geestelijke zin om de zesduizend jaar waarin Jezus zijn gemeente verzamelt. Deze grote kudden staan voor de schare die niemand tellen kan. Een schare die hoewel bevlekt met zonden, (zij zijn gevlekt en gespikkeld), toch luistert naar de Goede Herder.

Laten wij even kijken naar het moment wanneer de laatste zoon van Jacob geboren wordt. Het is niet Lea de vrouw met de vele kinderen die deze zoon voort brengt, maar Rachel, en zij doet dat terwijl zij haar leven verliest. De naam van het kind luidt volgens Rachel, Ben-oni, (zoon van mijn smart) maar Jacob noemt hem Ben-jamin (geliefde zoon).

Dit laatste kind van Jacob heeft dus twee namen, zijn eerste naam verwijst naar de Man van smarten, zoals Jesaja Jezus in zijn profetie noemt, de tweede naam verwijst naar Jezus, als de geliefde Zoon van Zijn hemelse Vader. Als Jezus komt om zijn kinderen straks thuis te halen, zal de kerk op aarde sterven. Rachel baart het kind op het moment dat zij bijna in Bethlehem zijn, daarom kan het niet anders zijn dan dat Benjamin een beeld is van de Messias die komen zou (zal).

Het is daarom dat de geschiedenis van Jacob zich voor een groot deel afspeelt in een landstreek dat later deel zou worden van het Babylonische rijk. Maar toen Jacob rijk en verrijkt geworden was werd ook aan hem de opdracht gegeven: Ga uit van haar mijn volk. Jacob moest met zijn volk terug naar een aards Kanaän, wij in onze tijd moeten ons klaar maken voor een hemels Kanaän. In dat hemelse land zal de kudde van Jezus zonder spikkels en vlekken zijn. Misschien zullen die vlekken, nu wij op weg zijn daarheen, al wat verbleken.

Zoals bij Jacob het huwelijksfeest pas werd gevierd na zeven jaar, zo zal het huwelijksfeest van het Lam van God gevierd worden aan het eind van de zevenduizend jaar. Zolang hoeven wij gelukkig niet te wachten, Hij komt ons (zijn kudde) halen aan het eind van de zesduizend jaar.

Piet Westein

P.S.

O, het zijn alleen de schapen die mee mogen, zij worden wel eerst gewassen in het bloed van het Lam, zodat al die spikkels en die vlekken verdwenen zijn (dat duurt maar een ogenblik). De bokken blijven overigens hier (die vlekken wilden niet verdwijnen). Ik zou maar niet zo bokkig doen als ik u was.