04. De Karmel

04. De Karmel

De Karmel.

Dit deel van de geschiedenis van Elia is wel het meest bekend. Het is nu drie en een half jaar dat er geen regen is gevallen, naar de voorzegging van Gods profeet. Israël heeft de vruchtbaarheidsgoden (Baäl en Asjera) keer op keer gesmeekt om regen, twee en veertig maanden lang, maar het blijft onverminderd droog. Maar nu heeft de Schepper God besloten om Zijn almacht te tonen, Hij zal het laten regenen op het gebed van Zijn profeet.

De oproep die Elia aan Achab doet, is om niet alleen de priesters van de Baäl (450) en de Asjera (400) naar de berg Karmel te laten komen, maar ook alle leiders van het volk van Israël. Twaalf honderd zestig dagen lang heeft Achab naar Elia laten zoeken onder alle volken, maar hij kon hem niet vinden, en nu heeft diezelfde profeet, in opdracht van zijn Meester, Achab opgezocht. Het vreemde is, dat de koning die hem al die tijd heeft willen doden, hem nu zonder tegenspraak gehoorzaamt. Hij geeft bevel dat alle leiders van het volk zich op de berg Karmel (tuin van God) verzamelen.

De keuze.

Als het hele volk bij elkaar is, komt ook Elia, hij legt hen de volgende keuze voor, hij zegt tot hen: Hoelang zullen jullie nog aan beide heupen mank gaan? Als de Here God is volg Hem na; maar als het Baäl is volg dan hem. Je zou toch mogen verwachten dat het volk wist wat zij wilden, zeker die acht honderd vijftig afgodspriesters, die daar ook stonden, maar het hele volk antwoordde hem niets. Eigenlijk is in dit geval geen keuze ook een keuze, en wel voor de status Quo. Iedereen die voor de Schepper God zou kiezen, krijgt met de vervolging van de politieke (Achab) en de geestelijke macht (Izebel) te maken. Maar om onvoorwaardelijk te kiezen voor de Baäl gaat hen ook te ver. Zij hebben immers al drie en een half jaar kunnen zien dat die twee vruchtbaarheidsgoden helemaal niets betekenen? Zij hebben geen druppel regen kunnen laten vallen, ondanks al hun offers.

Waarom zegt Elia dat zij aan beide heupen mank gaan? Dit een verwijzing naar hun vader Jacob, ook hij vertrouwde ook niet onvoorwaardelijk op de God van zijn vader Abraham en Izaäk, en als gevolg daarvan raakt de Engel van de Heer zijn heup aan waarna hij mank is, zij het aan één zijde. Het volk van Israël, kiest niet voor de Baäl en niet voor de Schepper God, vandaar die beide heupen.

Het offer.

Op de berg Karmel stond al sinds onheuglijke tijden een altaar dat gewijd was aan de God van de hemel, misschien al gebouwd door Abraham, toen hij nog rondzwierf door het land, en hij overal waar hij enige tijd verbleef, een altaar oprichtte, en de grootheid van die God verkondigde. Dit altaar was een paar jaar daarvoor omver gehaald door de aanbidders van de Baäl, daarnaast had men een altaar opgericht voor de zonnegod Baäl. Het is naar deze plaats waar de ware God van Israël en de zonaanbidders elkaar zullen ontmoeten, en God zich zal openbaren aan het volk op zo’n manier dat het volk wel zal moeten kiezen. Elia herbouwt eerst het altaar van God met twaalf stenen voor de twaalf stammen van Israël. Op zich is dat al levensgevaarlijk, hij zegt daarmee dat het tienstammenrijk maar een deel is van Gods volk, en dat zij terug moeten naar die eenheid die God had bedoeld. Op beide altaren werd een stier geslacht. Elia nodigt de Baäl priesters uit, om hun god eerst te vragen om vuur op hun altaar, en zij bidden en roepen en dansen de hele dag, maar er gebeurt helemaal niets. Tenslotte beginnen zij zich te verwonden, en raken zij in een soort trans, in geestvervoering, de geest van satan neemt bezit van hen, hun eigen wil wordt uitgeschakeld. Dan op de tijd dat het avondoffer in de tempel gebracht wordt, vraagt Elia om aandacht, en om te laten zien dat het werkelijk vuur uit de hemel is, laat hij eerst twaalf kruiken water over het offer en het hout gooien, zodat alles doordrenkt is. Het is pas op dat ogenblik als het onmogelijk lijkt dat er ook maar iets kan branden, dat Elia om vuur van God bidt. En God laat Zijn dienstknecht niet in de kou staan.

Er komt vuur, en wat voor vuur, het offer, het hout, de stenen en het water verdwijnen in een enkele vlam.

De reactie.

Op het moment dat het Vuur van God uit de hemel neerschiet en alles verteert, valt het volk plat op hun gezicht, en roept: de Here die is God. Hoewel de koning van Israël en zijn hofhouding daar zijn als toeschouwers, is het de profeet die de touwtjes in handen neemt. Hij beveelt het volk de priesters van de Baäl en de Asjera gevangen te nemen, sleept ze de berg af naar de beek Kison, en doodt ze allemaal. Hij doet dat allemaal, terwijl de koning toekijkt. Dan beveelt Elia Achab om een groot feestmaal te houden, want zegt hij : Ik hoor het geluid van een zware stortregen. Hij zegt dit terwijl het meer dan drie jaar niet heeft geregend en de hemel strak blauw is.

De regen komt niet zomaar, de profeet bidt keer op keer om de belofte van de regen waar te maken, zo wordt het geloof van en het volk en de profeet getest. Uiteindelijk komt de regen, en de koning klimt op zijn wagen en de paarden rennen naar zijn huis in Jizreël. De profeet echter snelt door de kracht van God voor de rennende paarden uit. Voordat Achab zijn huis bereikt slaat de profeet af in de richting van de woestijn.  

De geestelijke les.

Het is niet voor niets dat God juist deze Elia aanwijst als de profeet, die in de boodschap van Johannes, de voorloper zou zijn voor de komst van de Messias. Wij zien de vervulling daarvan in het leven en het werk van Johannes de Doper, als hij het volk oproept tot bekering. Zijn boodschap net als die van Elia was: keer terug naar het geloof van Abraham, Izaäk en Jacob. Hoewel Jezus hem zelf aanwees als de vervulling van die profetie, stond er nog een verdere vervulling te wachten. Het is die vervulling, die voor ons die in de eindtijd leven belangrijk is, omdat hij voor onze ogen in vervulling gaat. 

Zoals er in de tijd van Elia een letterlijke droogte was, die twaalf honderd zestig dagen duurde, zo was er in de middeleeuwen een bijna totale afwezigheid van het woord van God, die duurde twaalf honderd zestig jaar, een jaar voor iedere dag. Zoals Elia plotseling voor Achab verschijnt, zo verschijnt Maarten Luther voor de keizer. Waar Elia door de geestelijke macht van zijn tijd (Izebel) ter dood veroordeeld wordt, daar moeten ook de hervormers vluchten voor hun leven. De letterlijke regen in de tijd van Elia, moeten wij vertalen in de verkondiging van het zuivere evangelie, vanaf de Reformatie. Zoals God vuur gaf op het altaar op het gebed van de profeet, zo stortte God Zijn Geest uit op alle vlees tijdens de Reformatie en massa’s mensen verlieten Rome voor de nieuwe kerk.

Van Babel naar Babylon.

Met de reformatie leek het wel of alle profetieën waren vervuld en of de wederkomst aanstaande was. Maar terwijl de Reformatie explosief groeide, groeide ook de verdeeldheid binnen hun gelederen. Eerst splitsten zij zich in tientallen en later in onze tijd in honderden verschillende richtingen. Zo werd de vlucht vanuit Babel naar het Jeruzalem van God een vlucht naar Babylon (verwarring).

Binnen al die kerken was er een groep die een andere kant op vluchtte, zij gingen op het bevel van God, en geleid door Zijn Geest naar een andere berg, de berg Horeb, daar waar God zelf de tien geboden aan Zijn volk Israël had gegeven. Maar daar gaat ons volgende stukje over.

     Piet westein.