03. Elia en Obadja

03. Elia en Obadja

 

Er is drie en een half jaar droogte geweest. Het volk van Israël sterft letterlijk van de honger en de dorst. Het is op dit moment, dat het woord van God tot Elia de profeet komt om zich in het openbaar te vertonen. Hij die deze droogte had aangekondigd, zich al deze tijd voor de woede van koning Achab verborgen heeft moeten houden, gaat hem nu in opdracht van God opzoeken, met gevaar voor zijn leven. Maar in plaats van direct naar Achab te gaan, zoekt Elia eerst zijn eerste minister Obadja op. Deze Obadja is een ware gelovige, die toen Izebel alle profeten van God trachtte uit te roeien, honderd profeten nam en hen in de woestijn in spelonken verborg en hen te eten gaf. Waar het hele volk zonder brood en water zat, verzorgde hij hen juist daarmee, deze daad had hem zeker het leven kunnen kosten. (1 Koningen 18).

In opdracht van de koning is hij er nu op uit getrokken om te zien of hij nog wat water in de beken of de bronnen kan vinden en gras voor de paarden en het vee. Als hij op deze tocht is ontmoet hij Elia de profeet van God.

 

De ontmoeting.

Op het moment dat Obadja Elia ontmoet, werpt Obadja zich plat op de grond. Dit was in het Midden Oosten een vorm van onderwerping, de lager geplaatste deed dat voor iemand die hoger was in rang. Hier zijn de rollen omgedraaid, de minister president knielt voor een profeet, die tot de dood veroordeeld is, door de heersende vorst en zijn gemalin. De opdracht die Obadja van de profeet ontvangt is: Ga naar Achab en zeg tot hem : Elia is hier. Obadja schrikt van deze opdracht, hij vreest voor zijn leven als hij deze boodschap moet overbrengen. Het is zo dat Achab Elia heeft laten zoeken onder alle volken. Er was een grote razzia op touw gezet, om de profeet op te sporen. Je zou zeggen dat Achab hem zou belonen, als hij kon vertellen waar Elia was. Maar Obadja zegt: misschien neemt de Here u van hier weg en brengt u naar een plaats die ik niet ken, dan zou Achab mij als verrader zien en mij doden. Elia wil van geen wijken weten, Obadja gaat tenslotte, hij meldt Achab waar Elia is, en dat hij hem wenst te ontmoeten.

Achab en Elia.

Als Achab het bericht hoort dat Elia hem zoekt, gaat hij hem onmiddellijk tegemoet. Zodra hij hem ziet, zegt hij: Ben je daar eindelijk, jij die Israël in het ongeluk stort? Het antwoord van Elia luidt: niet ik heb Israël in het ongeluk gestort, dat heb jij zelf gedaan en je vaderen, omdat jullie de Baäls hebben gediend en de geboden van God niet gehouden hebben. Laat daarom alle afgodspriesters op de berg Karmel bij elkaar brengen, de vierhonderd vijftig van Baäl en de vierhonderd van Asjera, zij die door Izebel worden gevoed.

Ook een profetie?

Ik heb al gesteld dat alles wat een profeet overkomt, of wat er van hem gezegd wordt, ook een profetische waarde kan hebben. Daarom is het goed om ook dit stukje, in dat licht, wat nauwkeuriger te bezien.

 

In de drie en een half jaar dat Elia op de vlucht geweest is, is het leven van Obadja en de andere ware gelovigen, die nog in Israël overgebleven waren, ook niet makkelijk geweest. Zij zijn niet anders dan een Type van de gelovigen van de donkere middeleeuwen, toen er twaalf honderd zestig jaar lang vervolging heerste. De profeten van God, die door Izebel werden vervolgd en gedood, zijn een beeld van de martelaren die in de tijd van het Nieuwe Testament werden gedood. En zoals in de tijd van Achab en Izebel er een Obadja was die de ware gelovigen bijstond, waren er ook tijdens de middeleeuwen heersers die de gelovigen beschermden tegen de haat van Rome. En zoals er toen een profeet was die alleen stond tegenover een Achab, Izebel en acht honderd vijftig profeten, zo was er tijdens de reformatie ook een Maarten Luther, die alleen durfde te staan tegenover een keizer een Paus en duizenden gezagsdragers. Zoals Obadja met angst en beven het bevel van de profeet gehoorzaamde om Achab te roepen, zo waren ook veel van de hervormers angstig en onzeker of zij de macht van Rome wel konden weerstaan. Ook wij, in onze tijd, zullen eenmaal worden opgeroepen om de boodschap van het evangelie, onder vervolging nog eenmaal luid en duidelijk te laten horen terwijl de wereld ons uitlacht, en wij misschien huis en haard zullen kwijt raken als gevolg van onze verkondiging.

 

Wij hoeven ons daarover geen zorgen te maken, want de God die Elia op de Karmel ondersteunde, zal ook ons in deze laatste confrontatie tussen de volgelingen van satan en de volgelingen van Christus ondersteunen en beschermen.

    Piet Westein.